Het is mens-eigen om dingen te willen begrijpen en zeker te weten om te overleven. Het nadenken over waarom mensen doen wat ze doen bestaat al zolang de mens bestaat, tenminste in ieder geval sinds Socrates’ werkwijze werd opgetekend door zijn leerling Plato in de laatste eeuwen voor Christus. Socrates wordt ook de Vader van de Filosofie genoemd. Hij stelde constant vragen aan zichzelf en aan anderen om zo achter de betekenis van leven te komen, hij zette mensen aan tot zelfonderzoek en de realisatie dat er geen algemene waarheid is. In zijn optiek kon je alleen door zelfonderzoek een oprecht leven leiden.
Een grote stroming filosofen daarna waar we geschriften van hebben, is die van de Stoïcijnen.